vrijdag 20 juni 2014

Wetenschap en geloof

De meest fanatieke gelovigen hebben een beperkte educatie. Daarom hebben ze geloof nodig om hun wereld te begrijpen en te kunnen ordenen. Het is de enige wereldbeschouwing die ze kennen, vandaar dat ze "geloven" dat elke andere wereld beschouwing op dezelfde leest geschoeid is, sterker nog, dat elke andere wereldbeschouwing wel op diezelfde leest geschoeid dient te zijn. Dat dat niet zo is, is voor hen onbestaanbaar.

Wetenschap is echter het volledig omgekeerde van een geloof: het is een discipline, een denkraam. Het is niet daar om emoties te faciliteren, maar juist om deze buiten te sluiten. Het enige geloof binnen de wetenschap is, dat de wereld alleen maar verklaard kan worden door het doen van waarnemingen en op basis van die waarnemingen uitspraken te doen over het functioneren van die wereld. Die aanname vormt de basis voor de "empirische cyclus".

Wat gelovigen tevens niet begrijpen is dat de bevestiging van een theorie op basis van waarnemingen slechts één kant van de medaille is. Een concurerende theorie, die dezelfde verschijnselen even goed verklaart heeft evenveel bestaansrecht. Het kan er zelfs toe leiden dat de oorspronkelijke theorie volledig of geheel vervangen wordt. Het kan ook, dat beide theorieën vrolijk naast elkaar blijven bestaan, wellicht elk met zijn eigen groep aanhangers of elk met zijn eigen bereik. Dat laatste wil zeggen dat in het ene geval Theorie A gebruikt wordt en in het andere geval Theorie B. Geen wetenschapper die daarvan opkijkt of daar een probleem mee heeft.

Het betekent ook, dat als iemand met een betere verklaring of nieuwe bewijzen komt, de gemiddelde wetenschapper zijn vorige "geloof" opgeeft en zich laat bekeren tot het nieuwe. Soms gaat dat wel met de nodige emotie gepaard. Ook wetenschappers zijn per slot van rekening maar mensen, laten we wel wezen, maar het komt maar zelden voor dat de emotie het wint van de ratio.

Er zijn ook genoeg wetenschappers, die proberen hun persoonlijke levensbeschouwing een plaats te geven naast hun wetenschappelijke werk. Een belangrijke aanhanger daarvan was Stephen Jay Gould. Hij benoemde wetenschap en religie als niet-overlappende terreinen (NOMA: Non Overlapping Magisteria), waarbij de ene de richtlijn vormde voor moraliteit en spiritualiteit en de andere voor het ontdekken en verklaren van de fysieke werkelijkheid.

Het is waar dat wetenschap en de daaraan gelieerde filosofie weinig houvast geven voor het oplossen van de "grote vragen" als "waartoe ben ik op aarde" en "wat is de zin van het leven". Wetenschap en filosofie hebben daar wel antwoorden op geformuleerd, alleen wie zoekt naar beantwoording zal aan die antwoorden weinig voldoening ontlenen. Want of het antwoord legt de vraag terug bij de vragensteller (Sartre) of de vraag is niet precies genoeg (Wittgenstein) of de vragensteller moet radicaal afstand doen van het gedachtegoed dat aan de vraag ten grondslag lag (Nietzsche).

Iemand, die voor jou bepaald heeft wat je moet doen (determinisme) of jou gedurende de rit wel laat weten wat er van je verlangd wordt is een veel simpeler en daarmee aantrekkelijker alternatief. Je kunt dan gewoon achterover leunen en je beroepen op een (letterlijk) hogere macht of zelfs - nog veel beter - je identificeren met die hogere macht en handelen in Zijn naam. Je doet immers Zijn werk en opereert in overeenstemming met Zijn woord. De meest verschrikkelijke misdaden van de religie zijn gebaseerd op die primitieve redenering.

Religie is daarom in grote mate afhankelijk van "dogma's" en het "monopolie op de waarheid". Dogma's zijn wat in de wetenschap "axioma's" genoemd worden. Het zijn zaken, waarover niet gediscusieerd kan worden. Ze zijn waar - geen twijfel mogelijk. Dit boek is het woord van God. Wat erin staat is waar. Vandaar dat een gelovige , die door een wetenschapper in de hoek gedrukt wordt, altijd een beroep zal doen op dat boek, zijn laatste authoriteit. Een wetenschapper zal hem er fijntjes op wijzen, dat hij eerst maar eens moet bewijzen, dat die bewering waar is - anders verwerpt hij het argument. Een argument, dat de gemiddelde gelovige weersomstuit weer naar de prullenbak zal verwijzen.

Een gelovige zal tevens slecht kunnen accepteren, dat een wetenschapper geen rekening houdt met zijn gevoelens. Een wetenschapper heeft geen respect voor welk idee dan ook - dat staat alleen de waarheidsvinding maar in de weg. Een idee is pas waardevol als elke poging om het aan stukken te scheuren gefaald heeft - en hij zal daarom ook alles doen om dat te proberen.

Zo zal hij fijntjes wijzen op de inconsistentie tussen (bijvoorbeeld) het Oude en het Nieuwe Testament, het handelen van God en Christus in het bijzonder - per slot van rekening krijgt een prostituee de kans tot inkeer te komen, terwijl tollenaars met grof geweld de tempel uit gemept worden. Tegen Abraham wordt gezegd, dat het offeren van mensen toch wel een erg dom idee is, maar zijn eigen Zoon aan het kruis nagelen is geen probleem. Om de mensheid schoon te wassen van zonden? Maar God is toch de hoogste authoriteit? Als hij wilde had hij dat ook zonder die wrede vertoning kunnen doen.

Ook de existentiële consistentie van God komt aan de orde. Als hij "alwetend" is, moet hij ook weten welke zonde ik op het punt sta te begaan. En als hij me laat begaan is dat toch wel erg wreed. Net als een moeder, die haar kind vrolijk bleekwater laat drinken. Bovendien, als God alwetend is, weet hij echt wel wat er gaat gebeuren. Niets - maar dan ook niets - kan dan voor hem een verrassing zijn. Hoezo ingrijpen? Dat zou betekenen dat de schepping onvolmaakt was. De duivel? Als God "almachtig" is, mag eens en voor altijd afrekenen met die miezerige rebel geen probleem zijn. Vrije wil? Kan best, maar dat laat onverlet, dat de kennis ervan aanwezig moet zijn om aan het label "alwetend" te kunnen voldoen.

Een wetenschapper kan zo de hele avond doorgaan. De gelovige redeneert (onterecht, overigens) dat als de wetenschapper niet kan bewijzen dat God niet bestaat, hij wel moet bestaan, terwijl de wetenschapper op zijn beurt zal volhouden, dat de gelovige niet kan bewijzen dat er geen nijlpaard in de kamer is.

Met zijn Heilige boek verworpen, zal de gelovige aanspraak doen op alle mogelijke andere aanwijzingen en feiten, die hij heeft. De wetenschapper zal hem er fijntjes op wijzen dat er ook een andere mogelijke verklaring voor het geheel is. Immers, bewijzen die een bepaalde theorie ondersteunen (bijvoorbeeld, een "big bang" sluit een goddelijke creatie niet uit), betekenen niets als er ook een andere, minstens even geldige verklaring is. Pseudo-wetenschap bedient zich immers eveneens met even groot gemak van dezelfde, gemankeerde redenering.

En zo zal het blijven. De gelovige snapt niet, waarom de wetenschapper het (morele) gezag van de hogere macht niet aanvaardt en geen enkele boodschap heeft aan zijn persoonlijke (emotionele) ervaringen, terwijl de wetenschapper het onverteerbaar vindt, dat de gelovige de fundamentele en structurele problemen en bezwaren van het door hemzelf gepresenteerde concept niet wil erkennen. Geconcludeerd kan worden dat beide geen gezamenlijke grond hebben om tot gelijke conclusies te komen.

Maar het meest fundamentele probleem is dat het, in tegenstelling tot wat Stephen Jay Gould beweert, overlappende overtuigingen zijn. Beide claimen namelijk een absoluut "monopolie op de waarheid". Religie heeft zich namelijk nooit willen en kunnen beperken tot het domein wat Gould schetst. En dat is jammer. De geschiedenis leert echter, dat de perioden waarin religie de wetenschap naast zich duldde - al dan niet gedwongen - bloeiperioden van de menselijke beschaving waren, terwijl perioden waar (religieuze) ideologie de boventoon voerde tot de zwartste bladzijden in de menselijke geschiedenis leidden.

Want religie is de facto een ideologie en deelt de kenmerken ervan met andere ideologien. Er zijn onvervreemdbare waarheden, het opvolgen van de ideologie leidt tot een paradijs op aarde en elke afvallige moet als vijand beschouwd worden - in ieder geval tot het moment dat deze is ingelijfd. Alle ideologien zijn in essentie onverdraagzaam ten opzichte van andere ideologien.

En wetenschap? Wetenschap is door het ontbreken van een onderliggende ideologie en het open karakter ervan een bedreiging voor alle ideologien, ja zelfs een natuurlijke vijand. Maar het belichaamt wel datgene wat ons tot échte mensen maakt, namelijk het vermogen tot objectieve rationaliteit. Daarom dient zij ten koste van alles beschermd te worden - ook van religieuze of andere ideologische invloeden. Ook als religieuze vrijheden en rechten in het geding komen. Want wetenschap is het enige wat staat tussen beschaving en barbarij.